Het vraagstuk van het ‘constitutie’ middel

Door G. Vithoulkas
Gepubliceerd in The British Homoeopathic Journal Vol. 87, juli 1998

De vraag of een constitutie middel voor ieder individu bestaat werd al vrij vroeg gesteld in de homeopathische literatuur door Hahnemann zelf toen hij stelde dat, om totaal en blijvend te kunnen genezen, men een ‘dieper’ geïndiceerd middel zou moeten vinden, volgens zijn theorie van de chronische miasma’s.[1].

De betekenis van zo’n uitdrukking was nooit duidelijk in homeopathische zin en voor we kunnen praten over een constitutie middel zouden we moeten definiëren wat we – in de homeopathie – echt bedoelen met deze term.

Vaak hoor je tijdens homeopathische bijeenkomsten de vraag: “wat is jouw constitutie middel?” of zelfs erger, als iemand een veronderstelde expert vraagt: “wat denk je dat mijn constitutie middel is?”. Zulke ideeën hebben homeopathie gedegradeerd en het een air van magie of het bovennatuurlijke gegeven wat het niet verdient.

Ik wil niet ingaan op de verschillende typeringen en beschrijvingen van diverse schrijvers die uitleg geven aan dit woord, voor of na Hahnemann, maar ik blijf liever bij de meest praktische en toepasbare betekenis ervan in de dagelijkse praktijk.

Overeenstemmend met zo’n begrip, kan een middel gedefinieerd worden als constitutioneel wanneer het – door rechtvaardiging van het symptoombeeld – het onderliggende chronische of acute symptoombeeld van de persoon dekt gedurende zijn leven; ongeacht het feit dat iemand kan lijden, in diverse levensfasen, aan verschillende ziekmakende entiteiten zoals middenoorontsteking, lumbago, ischias, bronchitis of psoriasis, het geïndiceerde middel blijft altijd het zelfde.

Als we zo’n definitie als waarheid aannemen, dan laat de ervaring in de dagelijkse praktijk het volgende zien.

  • Zulke patiënten zullen we vandaag de dag niet tegenkomen in de praktijk of op z’n best in een enkele casus. Dit zijn de zeer gezonde mensen die met weinig problemen een hoge leeftijd bereiken. Tegenwoordig kunnen ze alleen gevonden worden in landelijke streken en in de schone berglucht, een rustig leven leidend, ver weg van de civilisatie en vrijwel nooit in de overvolle steden.
  • Zulke casuïstiek kwam vroeger vaker voor omdat men veel gezonder was in vergelijking met de hedendaagse gedegenereerde staat van gezondheid zoals we die tegenkomen in onze dagelijkse praktijk.
  • Een ander punt wat we in overweging moeten nemen is het feit dat, afgaande op onze theorie, als iemand zijn juiste middel krijgt – of zijn constitutie middel – dan – in ieder geval theoretisch – zal hij genezen zijn en daardoor automatisch veranderen van het type mens dat hij is. Blijft de vraag of er een ander middel is dat zo’n patiënt kan helpen of moeten we er van uitgaan dat we met hetzelfde middel al zijn toekomstige klachten kunnen genezen?

Er van uitgaan dat na het constitutie middel de patiënt gezond blijft voor de rest van zijn leven, alweer volgens het theoretische uitgangspunt, is niet juist omdat iedereen overgeleverd is aan degeneratie en dood, ondanks een uitstekende staat van gezondheid. Nog erger is het als iemand al een slechte gezondheid heeft op het moment dat hij hulp zoekt voor een homeopathische behandeling.

  • We komen daardoor makkelijk tot de conclusie dat zo’n definitie geen betekenis heeft in diepe chronische casuïstiek, zoals we die tegenwoordig tegenkomen.

Wat te zeggen van casuïstiek waarbij je twee, drie, vier of zelfs meer middelen nodig hebt voor je kan zeggen dat de patiënt echt verbeterd is?

Welk van de drie, vier of vijf middelen, gegeven gedurende de drie, vier of vijf jaar dat de behandeling duurt, kan beschouwd worden als zijn ‘constitutie middel’?

Wat zal het constitutie middel zijn in een casus waar vier of vijf middelen gegeven zijn, allen met bepaalde resultaten?

Het is overduidelijk dat het niet mogelijk is met overtuiging te zeggen of één van de middelen het constitutie middel was.

Maar als één van deze middelen het beste hielp, kunnen we dan zeggen dat dit middel het constitutie middel van de patiënt genoemd kan worden? Wat is de waarde om het ‘een constitutioneel’ middel te noemen?

De ervaren homeopaat weet dat dit soort casuïstiek feitelijk het meest voorkomt in de praktijk.

Dus het definiëren van wat we bedoelen met een ‘constitutioneel’ middel is geen makkelijke taak en misschien een taak die niet nodig is voor een succesvolle behandeling.

Hoewel, de vraag zou anders geformuleerd kunnen worden:

Als je een duidelijk middel kunt vinden om de behandeling te beginnen in een chronische casus zou zo’n middel constitutioneel genoemd kunnen worden?

Het antwoord op deze vraag is wederom gecompliceerd omdat we het volgende dilemma tegenkomen.

Als we na het geven van het vermoedelijk constitutionele middel een terugval zien, dan zijn er verschillende mogelijkheden:

  • a. Als hetzelfde middel geïndiceerd is en het de patiënt verbetert in geval van een terugval, en als dit gebeurt voor een derde keer, mogen we dan zeggen dat dit zijn constitutie middel is?
  • b. Er is een mogelijkheid dat na een terugval van zo’n middel het volgende middel anders is om de casus af te maken of de actie van het eerste middel te complementeren zodat de verbetering door gaat, ook al werkte het eerste middel goed.
Kunnen we in zo’n geval zeggen dat het eerste middel zijn constitutie middel was?
  • c. Het is mogelijk dat het tweede gegeven middel wat verbetering gaf maar het derde middel de patiënt blijkbaar echt verbeterde. Kunnen we zeggen dat het derde middel het constitutie middel was?
  • d. In de casuïstiek van vandaag zien we vaak dat zelfs een duidelijk geïndiceerd middel in het begin van de casus na het geven geen verbetering laat zien, vervolgens verandert het symptoombeeld dramatisch en heeft een ander middel nodig. Kunnen we in zo’n casus zeggen dat het eerste of het tweede middel constitutioneel was?

Als conclusie zouden we kunnen zeggen dat we een constitutie middel kunnen definiëren als het voornaamste middel dat de patiënt het meeste baat gegeven heeft.

Maar zo’n vaststelling heeft geen betekenis behalve dat er één middel is dat altijd geïndiceerd is in een bepaalde fase van ziekte voor elke patiënt en zo’n middel zou gevonden moeten worden en voorgeschreven om zo de patiënt de meeste verbetering te geven.

Ervaring laat zien dat in elke gecompliceerde casus er een precieze opvolging van middelen is, die gevonden wordt na het bestuderen van de casus en een juiste evaluatie van het symptoombeeld, en zo’n opeenvolging moet voorgeschreven worden op het juiste moment en in de juiste potentie voordat we een genezing kunnen bewerkstelligen van hedendaagse gecompliceerde casuïstiek.

Een complete uitleg van dit proces is niet mogelijk in deze context en de uitgangspunten kunnen gevonden worden in mijn boek A New Model for Health and Disease. Het is niet mogelijk de complexiteit van het onderwerp waar we het over hebben uit de doeken te doen in een kort verhaal.

In de tussentijd begrijpt de student klassieke homeopathie dat er enkele signalen en symptomen zijn die samen komen tot het unieke beeld van een middel. Zulke beschrijvingen refereren alweer aan de ‘pure’ types of, als je wilt, de ‘constitutionele’ types. Het is het ‘essentiële beeld’ van het middel in zijn psychopathologie.

Dat betekent dat ieder middel een aantal basale karakteristieke symptomen heeft op het mentale, emotionele en fysieke ziektebeeld en deze karakteristieken zijn geobserveerd in de patiënt, we neigen om te zeggen dat dit zijn constitutie middel is. Door bovenstaande is duidelijk dat we deze term alweer losjes gebruiken.

Het is ook belangrijk voor ons om te begrijpen dat ieder mens een aanleg kan laten zien voor bepaalde pathologie maar zulke pathologie nooit hoeft te ontwikkelen of we kunnen zeggen dat hij/zij niet ziek is totdat bij hem/haar zich zulke symptomatologie manifesteert.

Toch kan het middel ontdekt worden door zijn mentaal emotionele aard plus een paar fysieke prodromale fysieke symptomen die gedekt worden door het middel. In zo’n geval hebben we alweer de neiging om over een constitutioneel middel te praten.

Dus een constitutioneel middel is een middel dat feitelijk voorkomt dat de pathologie zich manifesteert. Bijvoorbeeld, het feit dat iemand een buitensporige behoefte aan zoet heeft, moe is vooral bij het wakker worden, veel dorst heeft maar het water vaak en met kleine slokjes drinkt en ook angstig ongerust is in de middag, indiceert het voorschrijven van Lycopodium ondanks het feit dat de werkelijke diabetes mellitus nog niet te zien is in laboratorium onderzoeken.

Maar afgaande op de theorieën van Hahnemann zelf kan zo’n individu na tien jaar eventueel een andere pathologie ontwikkelen met symptomen die duiden op Medorrhinum als een tweede laag van pathologie, en alweer rijst de vraag of Lycopodium dan wel Medorrhinum zijn constitutie middel was.

Het is daarom door de hierboven gegeven korte analyse duidelijk dat de betekenis van ‘constitutioneel’ middel moeilijk te vangen is, of beter, dat het verschillende generaties homeopaten op het verkeerde been zet en ik geloof dat dit in de toekomst zo doorgaat.

Hier zijn een paar voorbeelden uit openbare cursussen. De casuïstiek staat op video.

Een casus van ernstige algemene neurodermatitis met coeliakie gepresenteerd op video in 1990 in Celle (Duitsland), bij een kind van drie jaar oud, die diverse middelen had gekregen zonder enig effect, waaronder ook Pusatilla. Toen ik haar zag schreef ik Tuberculinum voor waarop een ernstige verergering volgde van de dermatitis met een lichte verbetering van de digestie. Zes maanden later toen ik de casus weer zag, waren haar symptomen gedurende de tijd veranderd en gaven nu duidelijk Pulsatilla aan. Dit werd gegeven met onmiddellijke verlichting van de neurodermatitis symptomen en een verdere verbetering van de spijsverteringsklachten.

Ervaring leert dat dit kind, naarmate ze ouder wordt, bepaalde andere middelen nodig zal hebben voor incidentele problemen. Wat is het constitutie middel? Tuberculinum? Maar dit bracht een verergering, geen genezing, toch was het de benodigde intermediair voor Pulsatilla om te kunnen werken.

Een andere casus van een vrouw, 40 jaar oud en lijdend aan ernstige chronische hoofdpijnen waarop diverse middelen – waaronder Lycopodium en Natrum muriaticum – gegeven waren zonder enig effect. Ze kreeg Chelidonium in mijn eerste consult, waarvan ze een flinke verergering kreeg zonder veel verlichting, maar vijf maanden later, terwijl er geen duidelijke verbetering was, veranderden de symptomen om duidelijker Lycopodium aan te wijzen wat een opvallende verlichting gaf en uiteindelijk kreeg ze Natrium Muriaticum wat de casus oploste in een casus die anderhalf jaar duurde. Wat was het constitutie middel? Chelidonium? Waarom gaf het toen geen genezing en had het de aanvulling nodig van Lycopodium en Natrium Muriaticum? Was het dan Natrium Muriaticum of Lycopodium? Waarom genazen ze niet in de eerste plaats?

Dus zien we in het leven van een patiënt die uitsluitend behandeld is met homeopathie gedurende verscheidene jaren dat er mogelijk een middel is wat het beste werkt maar ook de hulp nodig had van andere middelen.

Referenties:

  • Hahnemann SC. Organon of Medicine 81 – Constitution
  • Vithoulkas G. A New Model for Health & Disease – Page 142, aph. 41