Het is niet geoorloofd om de artikelen te kopiëren of in welke vorm dan ook te publiceren op andere websites of andere vormen van publicaties. Indien je een stuk tekst uit een artikel wilt gebruiken dan kan dit alleen met schriftelijke toestemming van de directie van het Opleidingscentrum Klassieke Homeopathie en mits je het stuk uit het artikel voorziet van een link naar het oorspronkelijke artikel op deze website.
Door James Tyler Kent
Gepubliceerd in The Homeopathician, May 1914
De vroege repertoria
Een paar jaar nadat ik homeopaat geworden was, kreeg ik het eerste Boenninghausen’s Repertorium, Lippe’s Repertorium, Biegler’s Diary, Minton’s Diseases of Women en Jahr’s Repertorium welke qua vorm erg goed was, in handen. En Lippe’s Repertorium, was wat betreft karakteristieke symptomen en vorm bijzonder goed.
Ik droeg Lippe’s Repertorium een aantal jaren met me mee, totdat het niet alleen enkele, maar dubbel en driedubbel tussengevoegde pagina’s bevatte, de bladzijden zo dicht beschreven dat ik niet meer terug kon vinden wat ik geschreven had dus dat resulteerde in verwarring. Maar op dit repertorium vertrouwde ik in eerste instantie.
Toen kwam de tijd, toen ik in 1883 materia medica begon te onderwijzen, dat ik duidelijk kon zien dat we nog meer nodig hadden.
Het Symptomen-Register, Allen’s grote encyclopedie, was zo gelimiteerd dat het de helft van de symptomen miste.
Jahr’s Repertorium was het volgende belangrijke repertorium omdat het een repertorium was van de goede oude middelen. Het was erg goed voor deze middelen, maar onze pathogenese was zo toegenomen dat het niet langer een bevredigend boek was; het voldeed niet aan de behoeften van mijn praktijk. Dus ik ging verder met deze boeken en maakte een compilatie.
Uiteindelijk had ik een uitgebreid manuscript van het meeste van het repertorium. Ik sprak met Lee, van Philadelphia, daar hij Lippe’s beknopte uitgave van een nieuw repertorium in zijn bezit had en Lippe wilde graag dat ik meedeed aan het werk of samenwerkte met Lee om een compleet repertorium te produceren.
In die tijd had ik een Repertorium van de Urinary Organs gemaakt, van Chill, Fever en Sweat, en andere secties waren gedeeltelijk klaar.
Lee ging aan het werk en maakte Mind af, en later hielp ik hem om Head klaar te krijgen, maar ze kwamen niet overeen. De modaliteiten van iedere rubriek in Mind stonden aan het einde van het boek en later werden de modaliteiten van Head en Generalities aan het einde van het boek geplaatst. Dit was gedaan in overeenstemming met onze inzichten in Boenninghausen’s ideeën van Generals.
Boenninghausen’s repertorium
Het voornaamste probleem met Boenninghausen’s Repertorium was dat de modaliteiten van de lokaliteiten, en die van de patiënt zelf, gemengd waren, zodat het boek erg onbevredigend was. Ik kon het niet succesvol toepassen. Het was het beste wat hij[1] ons gegeven hadden, maar het was niet gelijkwaardig ten opzichte van Jahr’s oude repertorium.
Boenninghausen’s eerste idee was dat de modaliteiten naar tevredenheid geplaatst waren met betrekking tot de symptomen waar ze bij hoorden. Tenslotte bracht hij de gecomprimeerde vorm uit, het Pocket-Book. Dit was, volgens mij, geen correcte homeopathie, maar sommige dokters waren in staat het te gebruiken. Ze begrepen het idee, en natuurlijk was het boek beter dan geen repertorium. Ik gebruikte het altijd, want er waren momenten dat ik iets kon vinden van waaruit ik verder kon, of als ik geen modaliteiten van het symptoom zelf kon vinden, behalve dan in de Generals.
We vonden het erg onverstandig te denken aan een patiënt die verergert door gaan liggen, vermengd met de modaliteit van al de lokale klachten die in het hele boek staan, of het nu hoofdpijn, pijn in de ogen, pijn in de rug, moeite met ademen, maagpijn na eten betrof, niet gespecificeerd of de modaliteit nu bij dit of bij dat hoort, of bij de patiënt zelf. Als we er echt bij stilstaan en over nadenken, dan weten we dat we de algemene verergering of verbetering, door te gaan liggen, met zijn oorzaken op een plaats moeten zetten, apart van al het andere. Het hele boek van Boenninghausen is gerangschikt met alle modaliteiten, generaliteit en lokaal bij elkaar. Degenen van ons die betere dingen gezien hadden, wisten hoe het was toen ik het in handen kreeg, maar toch stonden er veel goede dingen in.
Boenninghausen was een geëerde homeopaat, en dit was eenvoudig zijn idee maar het schoot tekort voor mijn manier van werken; dit omdat ik al snel in de gaten had dat Hahnemann uit ging van de mentale symptomen en de fysieke symptomen. Hij ging uit van de patiënt zelf; verklarend, de patiënt heeft modaliteiten die gerelateerd zijn aan de patiënt zelf en andere modaliteiten die gerelateerd zijn aan elk van de individuele delen – voeg ze samen en laat ze tevoorschijn komen zoals het uitkomt.
In korte tijd zag ik dat de structuur waarmee Lee begonnen was niet was wat ik me er van voorgesteld had; ik zei hem dat, en zag af van verdere samenwerking om hem te helpen het repertorium te verbeteren. Toen werd hij nagenoeg blind, aan beide ogen, en hij zei dat zijn gezondheid zo goed als geruïneerd was, dat hij niet verder kon werken en het op moest geven.
Verdergaand met waarmee hij begonnen was, reviseerde ik het grondig en structureerde het naar mijn eigen idee, zoals nu te zien is in mijn repertorium.
Een compilatie
Dit is een bundeling van al de repertoria, voor zover ik in staat was die te maken, volgens de structuur zoals ik het geordend en geadopteerd had. De structuur volgde voornamelijk Lippe’s idee, zoals te zien in zijn kleine Handbook of Characteristics, en van daaruit geleidelijk uitbreidend tot het werd wat het was toen de eerste gedeelten af waren.
Daarna nam ik de klinische symptomen die ik genoteerd had, en vergeleek ze met de geneesmiddelproeven zoals ik die had, zeer veel waren tegenstrijdig met de geneesmiddelproeven, en werden dus afgewezen. Degenen die overeenkwamen met de geneesmiddelproeven werden toegevoegd in het repertorium, geplaatst in de diverse passages waar ze thuishoorden.
Een getypte sectie was toen diverse centimeters dik. De getypte vorm werd keer op keer doorgelopen, zo vaak omdat tijdens het compileren, telkens dingen naar boven kwamen die meer en meer effectief bleken, en we waren constant bezig met de geneesmiddelproeven te wijzigen, de symptomen die geverifieerd waren in de geneesmiddelproeven invoegen.[2]
Op een gegeven moment was Dr. Biegler, uit Rochester, in mijn kantoor, om de pagina’s door te kijken en een paar artsen uit Boston kwamen me opzoeken in Philadelphia en wilden het zien. Ze zeiden: “Waarom kunnen wij dit repertorium niet hebben?” Ik zei, “omdat het veel te duur zal worden. Ik heb dit niet gemaakt om te publiceren, maar voor mezelf, voor eigen gebruik. Het is gemaakt op basis van de eisen die uit mijn werkzaamheden voortkomen, en is simpel een bijproduct van mijn eigen persoonlijke eisen. Maar ik ben bereid het nodige te doen zodat iedereen het zou kunnen hebben.”
Publicatie en kosten
Toen drongen ze er op aan dat ik een plan maakte om het te publiceren, en de dokters Kimball, Thurston en Biegler zonden circulaires uit om te zien of ze genoeg inschrijvers konden vinden om de publicatie te rechtvaardigen. Ik consulteerde Dr. Boericke, president van Boericke & Tafel, en liet hem het manuscript zien. Hij zei: “Het is een belangrijk en bruikbaar iets. Ik wilde dat we het hadden; maar het zal teveel kosten om het te publiceren, en wij kunnen dat niet op ons nemen.“ … Het eerste bedrag dat ik te horen kreeg was rond de $9,000 alleen voor het drukken. Ik voelde er niets voor om zoveel geld weg te gooien. Daar ik het besproken had met diverse andere dokters, geloofde ik niet dat er meer dan drie of vier honderd, op zijn hoogst, waren voor wie het werk bruikbaar zou zijn, of die het zouden willen hebben.
De circulaires brachten via een inschrijflijst tussen de honderdnegentig en tweehonderd op, niet meer dan tweehonderd, à $30 per kopie. Ik concludeerde dat de rest van de kosten voor mij zouden zijn en bracht het uit, in de hoop dat het zijn nut zou bewijzen in de wereld.
Dus werd het gepubliceerd, sectie na sectie. Toen de tweede sectie uitkwam, werd ik door alle originele inschrijvers, op negentig inschrijvers na, op de hoogte gebracht dat omdat het boek niet was wat ze ervan verwachtten ik hun inschrijvingen zou moeten schrappen. Negentig inschrijvers hielden zich aan hun beloften en hun handtekeningen en namen het repertorium.
Wel, het ging van slecht naar beter – niet naar slechter – en het Repertorium was geboren, met klachten in ogen, hoofden en lijven van zowel mij als mijn vrouw; maar hierover zal ik niet lang doorgaan.
Het boek wordt nu op grote schaal gebruikt, tot 1600 kopieën, overal in de wereld, in India, Engeland, de US, een paar in Duitsland, vrij veel in Frankrijk en ook in Australië.
Het is, uiteraard een compilatie, ik heb de symptomen niet bedacht, maar schreef ze op op de beste manier die ik kan bedenken.
Ik weet niet hoe er ooit een derde editie zal komen, noch ik noch mijn vrouw kunnen de proefteksten niet lezen en ik zou niet weten wie dat wel zou kunnen. Er zijn nog meer dan vierhonderd kopieën van de tweede editie onverkocht, en ik ben nogal tevreden dat tenminste zestig procent van degenen die dit repertorium gebruiken het nooit zullen verslijten en geen vervanging nodig zullen hebben.
Dr. Thacher: Ik heb de eervolle onderscheiding de eigenaar te zijn van de eerste getekende kopie van het Repertorium, van de eerste editie. Op goed geluk ging ik op een avond naar Dr. Kent’s kantoor, toen een aantal kopieën net van de drukker binnen gekomen waren, en hij vroeg me wat ik er van vond. Ik zei dat het geweldig was. Ik zou er graag één willen hebben; hoeveel kost het? “Dertig dollar” benam me de adem, maar toen ik het nogmaals doorkeek dacht ik dat ik niet zonder kon, nog niet voor dertig keer dat bedrag, en zei: “Ik neem het”’. De dokter zei: ”George, dat is de eerste die verkocht is!”. ”Oke”, zei ik, “zet je handtekening er in, ik neem het meteen mee”. Niemand kan dít Repertorium kopen.