Introductie
Klinische bevestiging is een methode om de materia medica te verfijnen door te observeren welke symptomen verdwijnen na het toedienen van een homeopathisch middel bij patiënten. Deze praktijk, ook wel ‘klinische bevestiging’ genoemd, helpt om zowel bekende als nieuwe symptomen te bevestigen en toe te voegen aan de materia medica. Belangrijk is dat de effecten van het middel aantoonbaar door het middel zelf worden veroorzaakt, zonder interferentie van andere behandelingen. Symptomen moeten meerdere keren en langdurig verdwijnen om betrouwbaar als bij het middel horend te worden beschouwd. Deze methode wordt ook gebruikt om de ‘keynotes’, kenmerkende symptomen van een middel, te identificeren.
Klinische bevestiging als aanvulling op de materia medica
Zoals je kunt lezen in het artikel over de geneesmiddelproef bestaan er twee manieren om erachter te komen welke symptomen bij een bepaald middel horen. Dat is mogelijk door een geneesmiddelproef (vrijwillig innemen van een niet-toxische dosis) of te kijken naar vergiftiging (onvrijwillig innemen van een toxische dosis). Dit zijn feitelijk manieren die uitgevoerd worden voordat een behandeling plaatsvindt of kan vinden.
Maar het is ook mogelijk dat je door middel van het behandelen van patiënten de materia medica bevestigt, verfijnt en aanvult. Hiervoor wordt de term ‘klinische bevestiging’ gebruikt. ‘Klinisch’ verwijst naar ‘in de praktijk’ oftewel door patiënten te behandelen. Terwijl het woord ‘bevestiging’ verwijst naar het bevestigen van symptomen die bij een middel horen.
Wat in feite gebeurt bij klinische bevestiging is dat er gekeken wordt naar symptomen die weggaan na het geven van een bepaald middel. Het uitgangspunt is dat een homeopathisch middel de gezondheid van een patiënt in positieve zin beïnvloedt en dat daardoor symptomen weggaan. Hierover kun je meer lezen in het artikel over gezondheid en ziekte en symptomen. Het idee van een klinische bevestiging helpt om het volgende te bewerkstelligen:
- Bevestigen van symptomen die naar voren komen tijdens de geneesmiddelproef en/of vergiftiging daadwerkelijk bij een bepaald middel horen. Het gaat hier om de symptomen die bij de patiënt aanwezig waren en al beschreven staan in de materia media van een bepaald middel.
- Aanvullen van symptomen die nog niet eerder bekend waren via een geneesmiddelproef of vergiftiging. Het gaat hier om de symptomen die bij de patiënt aanwezig waren, maar nog niet beschreven staan in de materia media van een bepaald middel.
Misschien helpt een voorbeeld om dit idee te verduidelijken. Stel een patiënt heeft last van verschillende symptomen: hoofdpijn die meestal erger is rond 10:00 uur, deze hoofdpijn voelt aan alsof er met hamers op het hoofd wordt geslagen, de patiënt heeft hier last van gekregen sinds de echtscheiding, de patiënt heeft last van slapeloosheid tussen 2 en 3 uur ‘s nachts. Stel al deze klachten, behalve de laatste, passen bij een bepaald middel dat om die reden wordt voorgeschreven. Als de patiënt terugkomt om het effect van het middel te bespreken, vertelt hij dat alle klachten weg zijn gegaan, ook de klacht van het niet kunnen slapen. Dan zouden we, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, op kunnen schrijven dat de slapeloosheid mogelijk ook hoort bij het voorgeschreven middel. Dat dit niet zomaar wordt gedaan spreekt voor zich en wordt besproken in de volgende alinea.
Keynotes
Waar klinische bevestiging ook een grote rol speelt, is bij het bepalen wat een zogenaamde keynote is van een middel. Een keynote is in feite een symptoom dat heel kenmerkend is voor een bepaald middel.
Voorwaarden voor klinische bevestiging
Het is niet zo dat we zomaar alle klachten die weggaan door het voorschrijven van een middel toekennen aan dat betreffende middel. Er zijn een aantal dingen waar aan voldaan moet worden om de betrouwbaarheid te vergroten.
- Effect moet veroorzaakt worden door het middel. Dit ligt voor de hand, maar is wel belangrijk om te benoemen. Als een symptoom weg gaat vanwege andere redenen dan het middel, dan kunnen we het niet opnemen in de materia medica via klinische bevestiging. In het eerder genoemde voorbeeld zou dat kunnen zijn omdat de patiënt, naast het homeopathisch middel, ook iets anders heeft gedaan om de slaapproblemen aan te pakken. Denk aan ontspanningsoefeningen, rustgevende theeën of zelfs het nemen van slaapmedicatie. Als een patiënt dus twee interventies tegelijk begint, wordt het al lastig om een verbetering te zien als klinische bevestiging. Het kan uiteraard zo zijn dat een klacht op natuurlijke wijze weg gaat en vanwege een behandeling. Men noemt dit ook wel eens regressie naar het gemiddelde.
- In het verlengde hiervan is het ook zo dat je geen gebruik kunt maken van klinische bevestiging indien meerdere middelen relatief kort na elkaar zijn gegeven. Stel een patiënt krijgt na het consult middel A, maar neemt na een paar dagen ook middel B dan is het niet meer mogelijk om de klachten die weg gaan te gebruiken als klinische bevestiging. De vraag is namelijk of het verdwijnen van de klachten bewerkstelligd werd door middel A of B. Normaliter worden binnen de klassieke homeopathie geen verschillende middelen zonder tussen evaluatie gegeven, maar er zijn sommige homeopaten die dat wel doen.
- Symptoom moet weg zijn gegaan. Er zijn sommige homeopaten die van mening zijn dat alle symptomen die tot de totaliteit behoren gezien kunnen worden als klinische bevestiging als het middel gewerkt heeft. Dit is helaas niet correct. Het kan best zo zijn dat een bepaald symptoom bij een patiënt aanwezig is, maar pas weg gaat met een ander middel. Sommige patiënten hebben gedurende de hele behandeling twee of meer middelen nodig. In het eerder genoemde voorbeeld zou het kunnen zijn dat de patiënt na verloop van tijd terugkomt en vermeldt dat de hoofdpijnklachten weg zijn of in ieder geval zijn afgenomen, maar dat de slapeloosheid nog steeds een rol speelt. In dat geval kun je de slapeloosheid tussen 2 en 3 uur ‘s nachts niet zien als een klinische bevestiging, ook al heeft het middel wel een positief effect gehad op de gezondheid van de patiënt.
- Symptoom moet meerdere malen gerapporteerd worden. Om er zeker van te zijn dat het geen toeval is moet een klinische bevestiging meerdere keren voor komen. Hoe vaker, des te beter. Het is voor te stellen dat indien bij een patiënt een klacht weg gaat na het innemen van een bepaald middel de kans kleiner is dat beiden aan elkaar gerelateerd zijn. Maar als een bepaald symptoom bij honderd verschillende patiënten weg is gegaan na het innemen van dat specifieke middel dan de kans vrij groot is dat beiden met elkaar te maken hebben.
- Symptoom moet langdurig weg blijven. Uiteraard is het zo dat een symptoom gedurende langere tijd weg moet blijven om het te kunnen koppelen aan het middel. In het eerder genoemde voorbeeld zou het kunnen zijn dat de patiënt gedurende een week na inname van het middel veel beter slaapt. Maar een week is erg kort om hier concrete conclusies aan te verbinden. Het is goed mogelijk dat de patiënt wel vaker een goede periode heeft en dat dat nu toevallig samen valt met de inname van het middel. Daarom is het zo dat hoe langer een symptoom weg blijft, het des te beter is.
Kortom, we moeten best wel voorzichtig zijn om zomaar alle klachten die optreden tijdens een behandeling toe te kennen aan het effect van een homeopathisch middel.
Een voorbeeld casus
Het concept van klinische bevestiging kunnen we aan de hand van een daadwerkelijk behandelde patiënt illustreren. Tijdens een consult bleek dat een jonge jongen absoluut niet tegen water kon. Als hij besefte dat hij in bad of onder de douche moest, als hij op welke manier dan ook maar nat werd dan was het grote paniek en huilen. De ouders hadden al verschillende dingen geprobeerd maar het wassen ging altijd gepaard met veel verdriet en problemen. Deze klacht bestond al enkele maanden. Een rubriek in het repertorium die zou kunnen passen bij dit symptoom is MIND – FEAR – water, of.
Naast deze voornaamste klacht had de patiënt ook andere klachten. De jongen vertoonde op psychisch vlak een grote fascinatie voor details, had een hekel aan vies zijn, en vertoonde heel koppig gedrag. Op fysiek vlak kreeg het patiëntje meer last van constipatie na het drinken van zelfs een beetje melk. Hij had al last van constipatie, maar melk maakte dit dus erger. Verder had hij overmatig last van zweten op het hoofd. Als zijn ogen blootgesteld werden aan wind of tocht dan wilde hij zijn handen op zijn ogen houden om ze als het ware te beschermen.
Het middel dat werd voorgeschreven stond niet in de rubriek MIND – FEAR – water, of en voor zover bekend staat in de materia medica ook niets over watervrees bij het voorgeschreven middel.
Toch bleek tijdens het vervolgconsult een maand later dat de angst voor water aanzienlijk verbeterd was. Inmiddels heeft hij een paar keer in bad gezeten zonder paniek en verdriet al was hij soms wel wat alert. Voorheen was douchen of baden tien van de tien keer problematisch, nu vijf van de tien keer probleemloos. De reactie op zuivel was minder heftig, hij begon meer dingen lekker te vinden. Er vond meer ontwikkeling plaats, het ontlasten was 25-50% beter en het zweten nam af. De fascinatie voor details was hetzelfde volgens de moeder. Maar hij leek wel wat brutaler.
Aangezien de watervrees afnam, zou je dit kunnen noteren bij het voorgeschreven middel. Op basis van één patiënt is het nog niet erg overtuigend dat watervrees bij het voorgeschreven middel hoort, maar door vele casussen te analyseren kan je een steeds duidelijker beeld krijgen van een middel.
De ‘ideale’ materia medica
Als we alle bronnen samenvoegen dan krijgen we een soort ideale materia medica. Op betrouwbare wijze wordt informatie verzameld over de symptomen die passen bij een bepaald middel. Elk homeopathisch middel heeft een unieke set van symptomen die naar voren komen door geneesmiddelproeven, tijdens vergiftigingen en door klinische bevestiging. Elk van deze concepten voegt andere informatie toe om zo het plaatje van een middel compleet te maken. Grafisch kunnen we de ideale materia medica als volgt weergeven:
Klinische bevestiging en de opleiding tot klassiek homeopaat
Aangezien het geven van een homeopathisch middel de basis is van de klassieke homeopathie is het belangrijk dat de informatie die erover bekend is betrouwbaar, consistent en begrijpelijk is. We geven dan ook uitgebreid adviezen over welke boeken het meest betrouwbaar en bruikbaar zijn, welke valkuilen er zijn en wat je moet vermijden om een succesvol homeopaat te worden. We zorgen ervoor dat je voldoende begrip van de materia medica hebt om met vertrouwen patiënten te kunnen behandelen.
Ook heel belangrijk: als opleiding hechten we heel veel waarde aan twee dingen. Ten eerste is het belangrijk om de materia medica te begrijpen in plaats van symptomen uit het hoofd te leren. We leggen de voornaamste middelen zo uit dat je ze beter leert begrijpen en toe te passen zonder dat de kwaliteit en betrouwbaarheid verloren gaat. Ten tweede leer je op onze opleiding op een actieve manier de middelen kennen. Aan de hand van casussen en oefeningen waarbij je uitgedaagd wordt om actief met de middelen aan de slag te gaan, leer je de middelen op een speelse wijze kennen en toepassen.